Historiek van Koewacht
In de werkgroep thematisering is de Koewachtse historie beknopt beschreven. De beschrijving van Drs. W.M. Verschraegen is als basis van de historische beschrijving overgenomen.
De laatste IJstijd eindigde ongeveer 10.000 v.Chr. Het ijs had onze streken net niet bereikt. De Noordzee was nog een grote zandvlakte en met een constante zuidwestelijke wind werden dikke pakketten zand afgezet in onze regio. Waar het stuifzand zich ophoopte, ontstonden de hoger gelegen dekzandruggen. Als gevolg van het smelten van het ijs steeg de zeespiegel, het land kwam grotendeels onder water te staan en er ontstond veenvorming. De dekzandruggen bleven boven dit landschap uitsteken. Langs de Emmabaan, tegenover de splitsing met de Tragel, is nog een onaangetast stukje van een dergelijke dekzandrug zichtbaar – het enige nog bestaande stuk in Zeeuwsch-Vlaanderen. De eerste bewoners van Zeeuwsch-Vlaanderen vestigden zich op de hogere dekzandruggen. Ook in Koewacht treffen we de (oorspronkelijke) bebouwing in de gehuchten en de wegen nog steeds aan op deze hoge zandruggen.
In de tweede helft van de Middeleeuwen beijverden de kloosters zich met de inpoldering en ontginning van het huidige Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen. In 1230 vestigde zich nabij het huidige Nieuwe Molen een cisterciënzer nonnenabdij, Ter Haghen, waarvan de abdissen met de inzet van lekenbroeders de eerste inpolderingen verrichtten. Ook werd in de hele omgeving op grote schaal turf gestoken (uitmoeren) voor brandstof en zoutwinning. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1574) werd het klooster door de Watergeuzen verwoest. Op de locatie bevindt zich nog een oude boerderij.
Nadat de Staatse troepen onder leiding van Willem van Oranje en Prins Maurits zich in de Opstand tegen Spanje op het eiland van Axel (en Terneuzen) hadden gevestigd, werden om militaire redenen de dijken van de Schelde op verschillende plaatsen doorgestoken. Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen kwam grotendeels onder water te staan en ook zuid van Axel ontstond een grote geul doordat het uitgemoerde land werd weggespoeld.
De oudste schriftelijke vermelding van de naam Koewacht dateert van 1590. De baljuw van het Waasland, Servaes van Steenlandt, geeft dan aan de inwoners van Stekene de opdracht om het ‘fort van den Coewacht’ op te richten om een einde te maken aan de invallen in het Land van Waes door de Staatse troepen vanuit Axel. Blijkbaar is dit onvoldoende effectief, want toen in 1634 de polders rondom Koewacht opnieuw werden ingedijkt, werden in de dijken tussen Hulst en Sas van Gent twintig forten opgenomen, zodat een Spaanse Linie ontstond tegenover de Staatse Linie aan de zuid- en oostkant van het eiland van Axel. Zeven van deze forten bevinden zich op het voormalige grondgebied van de vroegere gemeente Koewacht en zijn vrijwel allemaal nog steeds goed zichtbaar in het landschap.
Aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog werden de vestingen Sas van Gent en Hulst ingenomen door Frederik Hendrik en moesten de Spanjaarden de forten verlaten. Omdat bij de vrede van Munster (1648) werd afgesproken dat er geen veroverd gebied zou worden teruggegeven, kwam de grens tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en de Spaanse Nederlanden (het huidige België) in Koewacht te liggen langs de Zoute Vaart (Tragel) en het Perebooms Gat. Daarmee werd Koewacht in tweeën gedeeld. Na de afscheiding van België in 1839, werd teruggevallen op deze grens, zodat Koewacht nog steeds bestaat uit twee delen: een Nederlands en een Belgisch Koewacht.
In de tweede helft van de zeventiende en in de achttiende eeuw werden verschillende oorlogen met Frankrijk uitgevochten. Om de Franse troepen de doorgang naar het noordelijk deel van de Nederlanden te beletten, werden de polders ten zuiden van Axel en Hulst geïnundeerd. Ook in de omgeving van Koewacht werden de dijken doorgestoken. De kreken ‘t Arduinland, Groote Gat, Konijneputten en de kreek op Nieuwe Molen zijn de restanten van de stroomgeulen van deze inundaties.
Na de Tachtigjarige Oorlog mocht de rooms-katholieke godsdienst in de Republiek niet openlijk worden beleden. De katholieken moesten daarvoor naar de kapellen in het Spaans gebied (huidige België). Op (Belgisch) Koewacht is in 1687 ook een kapel opgericht op de plaats van het dan reeds geslechte ‘fort van den Coewacht’; later is de kapel vervangen door een kerk. Tot in de Eerste Wereldoorlog (1915) zijn de katholieken van Nederlands Koewacht naar de kerk op Belgisch Koewacht gegaan. Toen de Duitse bezetters de grens met prikkeldraad (onder stroom) afsloten (België was bezet en Nederland was neutraal en bleef buiten de oorlog), werd op Nederlands Koewacht een houten noodkerk gebouwd die in 1921/1922 is vervangen door de huidige kerk.
Foto's: links noodkerk, rechts huidige kerk
Koewacht was oorspronkelijk hoofdzakelijk een agrarische gemeenschap. Naast de akkerbouw en veeteelt werd ook de vlasbewerking (repelen, braken, zwingelen) bedreven. Aanvankelijk gebeurde dat vooral als huisnijverheid; op veel erven stond een houten zwingelstal waarin deze activiteiten plaatsvonden. Toen aan het einde van de negentiende eeuw de vraag naar linnen steeds groter werd, ging de huisnijverheid relatief snel over in professionele vlasbewerkingsbedrijven en ontstonden in het begin van de twintigste eeuw ook vlasfabrieken waar gemechaniseerde bewerking plaatsvond. Vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog werden enkele van deze fabrieken uitgebreid met een warmwaterroterij. Aan de Tragel bevindt zich nog een van deze fabrieken/bedrijven, die weliswaar buiten bedrijf is, maar in een onaangetaste toestand verkeert. Koewacht beschikte ook over de grootste Coöperatieve vlasfabriek van Nederland. Halverwege de twintigste eeuw was ongeveer driekwart van de bevolking van Koewacht betrokken bij de vlasbewerking. Na de uitvinding van de kunstvezels en toen Rusland in de zestigerjaren van de vorige eeuw zijn vlas dumpte op de wereldmarkt, kwam er heel snel een einde aan de grootschalige vlasnijverheid in Koewacht. Koewacht kent nog steeds enkele vlasbewerkingsbedrijven en de enige leemplatenfabriek van Nederland (Linex). Ook het (particuliere) vlasmuseum houdt de herinnering aan de glorietijd van de vlasindustrie in Koewacht in stand. In het dorp komen veel vlasgerelateerde namen voor.
Foto voormalige coöperatieve vlasfabriek
Meer info vlasbewerking website: vlasmuseum 't Vlasschuurken
Koewacht is een woonkern met ruim 2600 inwoners. Van oudsher is Koewacht rooms-katholiek; zowel het Belgische als het Nederlandse deel heeft een kerk. De kern heeft een oppervlakte van 2759 hectare. Koewacht heeft een gezellige dorpskern met een ambachtelijke middenstand. Op de eerste zondag van mei is er sinds 1984 ieder jaar een internationale Meikermismarkt. Over een afstand van ca. 2 km staan op beide Koewachten ongeveer 300 kooplieden en kermisattracties. Op de tweede zaterdag van september is er ieder jaar een internationale jaarmarkt met veekeuringen en demonstraties van oude ambachten. Sinds 2009 is aan de jaarmarkt weer een vlasdag verbonden. In de week voor Kerstmis is er gedurende slechts één avond een intieme kerstmarkt.
HISTORIEK VAN DE KERK IN KOEWACHT
Rooms Katholieke Kerk
Adres: Kerkplein 2
Na de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd het belijden van de rooms-katholieke godsdienst in het openbaar verboden in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De rooms-katholieke bewoners uit de grensstreek moesten voortaan naar de kerk op het gebied van de Spaanse Nederlanden (het tegenwoordige België). De bewoners van Koewacht waren eerst aangewezen op een noodkapel te Overslag en later op een grenskapel op de Kruisstraat. In 1687 werd een nieuwe kapel in gebruik genomen in Koewacht op het gebied van de Spaanse Nederlanden. De kapel is later vervangen door een kerk. Deze situatie is gebleven tot de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). België werd bezet, maar Nederland bleef buiten de oorlog. De Duitsers sloten de grens hermetisch af, op de grens kwam een prikkeldraadafrastering, die later ook nog onder stroom werd gezet. Er was geen personenverkeer tussen Nederland en België meer mogelijk. Het kerkbestuur besloot in december 1915 tot het bouwen van een houten noodkerk op het Nederlandse deel van Koewacht. In december 1920 werd begonnen met de bouw van de huidige kerk op het Nederlands grondgebied. In mei 1922 werd dit godshuis plechtig ingewijd. De gelovigen van Koewacht hebben het kerkgebouw voor een deel met eigen handen gebouwd en hebben ook voor een groot deel voor de financiering moeten zorgen.
Algemene beschrijving
De architect was Walter te Riele en als uitvoerders traden op de Gebr. Van der Heijden uit Maurik. De kerk is geheel in baksteen uitgevoerd. Haar stijl is neogotisch (gemengd, vroeg en laat gotiek): een omhoog gerichte bouwstijl (verticaliteit) met kruisribgewelven en hoge ramen, waarvan het middendeel hoger is dan de zijramen. Het inwendige, vooral de binnenordonnantie van het schip, kenmerkt zich door zeer grote ruimtes tussen de zuilen, die licht en zo eenvoudig mogelijk in een vierhoekig plan zijn gehouden. De pilaren dragen een breed uitgespannen gewelf dat aan de voorzijde op het vrij kleine priesterkoor uitloopt en aan de achterkant het brede, onderschraagde oksaal overspant. Deze kerk, met drie traveeën, een middenschip en twee zijbeuken en met haar toren, die aan de linkerzijde aan de koorovergang is gebouwd, is een fraai type van volkskerk.
Het altaar
Bij de vernieuwing van de liturgie in de Rooms Katholieke Kerk, waarbij de priester met het gezicht naar het kerkvolk kwam te staan, werd in 1965 een altaartafel aangebracht op de plaats waar de voorste rijen kerkbanken hebben gestaan. De tafel is vervaardigd door de vakschool uit Oostakker (België) en bestaat uit massief eikenhout. Om de altaartafel te kunnen plaatsen moesten de communiebank en de voorste banken in het middenschip worden verwijderd. De banken in de zijbeuken van de voorste travee werden vervangen door de banken uit het middenschip en een kwartslag gedraaid, richting altaar. Van de restanten van de communiebank werden twee banken gemaakt voor de misdienaars en de lectoren, de deuren van de communiebank met daarop de drinkende herten zijn aan de achterkant zichtbaar. Ook zijn verschillende panelen van de communiebank aangebracht onder aan het altaar en de lezenaar.
De kerkramen
In de ramen van de zijbeuken zijn door de pauselijke hofglasschilder W. Derix, die een atelier had in Nijmegen, Goch en Kevelaer, zes sacramenten afgebeeld. In het grote gevelraam boven het oksaal zijn de patroonheiligen van de kerkmuziek en de zang afgebeeld: de H. Cecilia en de H. Gregorius. In de ramen van het priesterkoor zijn de volgende afbeeldingen aangebracht: midden boven het tabernakel de gekruisigde Christus, rechts daarvan de apostelen Petrus en Johannes en links de H.H. Philippus en Jacobus, met daarboven een afbeelding van de kerk. Deze ramen zijn in een zeer heldere kleurschakering uitgevoerd.
Het orgel
Het orgel dateert van ongeveer 1775 en is in 1931 aangekocht van de St. Josephkerk uit Bergen op Zoom. De orgelkast is uitgevoerd in Lodewijk XVI-stijl. In 1968 werd besloten tot een grootscheepse restauratie. Hierbij bleek dat het gaat om assemblage, zowel het pijpwerk als de orgelkast zijn uit meerdere delen uit verschillende perioden samengesteld. Het resultaat van de restauratie bleek verrassend te zijn. De oude vergulding en beschildering heeft het orgel een grote elegantie gegeven en met de verstilde, introverte klank is dit Zuid-Nederlandse orgel een juweeltje geworden.
De kruisweg
Het meest opvallende in het interieur van de kerk is wel de kruisweg. De schilder Tony van Os (1886-1945) uit Temse schilderde het lijden van Christus in veertien staties, die links en rechts in de kerk zijn aangebracht met aan beide zijden een extra schilderij, links het missiekruis en rechts de voorwerpen uit het Passieverhaal. Op 17 juli 1938 werd, na een plechtig lof met feestpredicatie, de kruisweg ingewijd. Op deze kruisweg zijn enkele bekende personen afgebeeld. De Christusfiguur is één van de zonen van de schilder, voor Nicodemus heeft de toenmalige Europese kampioen worstelen geposeerd en van Koewacht zijn op de dertiende en de veertiende statie madame De Blieck met haar dochter Yvonne (als Maria en Maria Magdalena) en bouwpastoor Swagemakers (als Jozef van Arimathea) vereeuwigd.
De kerkklok en het uurwerk
In de toren heeft oorspronkelijk een klok gehangen die vervaardigd was door de klokkengieterij B. Eijsbouts uit Asten. De klok was geschonken door de familie Alphons de Waele-Matthijs. In de Tweede Wereldoorlog is de klok geroofd door de Duitsers en na de oorlog is een nieuw exemplaar in de toren aangebracht. Eind jaren negentig was het torenuurwerk volledig versleten, maar met hulp van particulieren en het bedrijfsleven kon een nieuwe, volledig automatische klok worden geïnstalleerd. In oktober 2003 werd deze feestelijk in gebruik genomen. Het klokkentouw is als herinnering aan de handmatige periode opgehangen aan de pilaar voor in de kerk bij de toren.
Slot
De kerk heeft ook in Koewacht altijd een belangrijke rol gespeeld in de dorpssamenleving. Omdat de parochies en kerken in hoge mate vorm hebben gegeven aan de identiteit van de dorpen en dorpsgemeenschappen in onze streek, is het onze plicht om ook in de toekomst de kerkgebouwen in een of andere vorm in stand te houden.